Een ezel, gewoon zo’n muisgrijs dier met een meelsnoet, leidde een redelijk tevreden bestaan bij een boerderij aan de Knoevenoordstraat. Maar met het verstrijken der jaren voelde hij een leegte. Hij kon het niet goed verklaren, maar hij ging op pad om de leegte te vullen.
Hij drentelde een stukje door het bos, langs de Engelenburg, en zwenkte toen naar het noorden. Hij graasde wat in de wei achter De Vroolijke Frans, en met een mond vol korenbloemen spitste hij plots zijn lange oren: er speelde een harmonieorkest in de muziekkapel! De vrolijke klanken vulden hem met een ongekende vreugde, maar echt voldaan was hij niet.
Hij vervolgde zijn zoektocht over de Weg Langs het Vrouwengoed en de Voorsterweg. Aangezien hij niets van de grote wereld wist, stapte hij bij de spoorwegovergang langs de neergelaten slagbomen het spoor op. Dat kostte hem nog net niet zijn leven, maar wel een achterbeen. Hij werd vakkundig opgelapt door de plaatselijke veearts.
Hoewel het leren omgaan met deze zeer traumatische ervaring zijn leven nog wat meer vulde, zette hij toch zijn queeste voort. Nu hompelde hij wat meer richting de IJssel. Bij de Piepenbeltweg trof hij een gefrustreerde schilder. Met de handen in het haar jammerde deze: “O, wat dom! Ik ben mijn ezel kwijt. Zo kan ik niet schilderen!”
De ezel was verrast dat een mens zo mooi kon balken en schoof al snuffelend zijn meelsnoet tegen de wang van de schilder. Door deze zachte aanraking keek de schilder op en zag de driepotige hoefganger. “Jij komt als geroepen!” riep hij uit. Hij omhelsde de ezel, gaf hem water en vers gras, en positioneerde hem daarna in de boomgaard.
De ezel was vervuld van een verheven levensdoel en de schilder schilderde de appels van de bomen.
Caroline Lettinga
4 juli 2021