De maand oktober. Dat vallen van die bladeren. Dat steeds vroeger donker worden. Dat voorbij, voorbij, voorbij. Uw dorpsdichter kan er van meepraten en besloot het grote verdwijnen nu eens voor te zijn. In Hall wordt een woonwijk gebouwd. Straks is het klaar en kun je je niet meer voorstellen hoe het ooit was, zonder die wijk. Nu de bouw nog niet is begonnen, moet ik maar gauw gaan kijken.
Een van de fijne dingen van Hall is het Hallsepad. Wie het heeft uitgevonden mag van mij geridderd worden. Zes kilometer lang niets dan hoge bomen, frisse lucht en vogelenzang. En ineens fiets je Hall binnen, waar het lijkt of de bomen ook steeds stiekem een stapje dichterbij komen, zoals in Annemarie Koekoek.
Vanaf de Dorpsstraat zie je de plek waar de woonwijk nog niet is, een wat hobbelig weiland met mals gras. Er staat een hek omheen en er staat een bord in, dat onleesbaar is zonder verrekijker, maar dat zo te zien wel de aankondiging is van de ophanden zijnde huizenbouw. Er staat ook al een nieuw huis, waar nog niemand woont. Ik loop erlangs naar de wei die spoedig geen wei meer is, maar straat en stoep en parkeerplaats en voortuin en achtertuin en huis en groenstrook en speeltuintje of wie weet buurthuis? Langs de weiranden staan hoge bomen. Naast mij staat een oude wilg, een echte, uit een kinderboek. Mogen zij blijven? Hij weet het niet. Het weiland wacht ook af. Ze staan voor grote, onafwendbare veranderingen en zijn heel, heel bezorgd.


voor de wormen in de grond
de schimmels spinnen springstaarten
de duizendpoten pissebedden
de aaltjes mijten mollen
wees maar niet te bang
want mensen die in Hall willen gaan wonen
zij zullen het begrijpen
zij zullen moederkoeken begraven in de tuin
zij zullen composthopen maken,
madeliefjes zaaien, meidoorns planten
en weinig stenen leggen
en nog minder asfalt
voor de adem en het drinken
voor de wormen in de grond

 

Marije Verbeeck, Brummens/Eerbeeks Weekblad 23 oktober 2020