Een bekentenis. Deze dorpsdichter schuwt de Grote Onderwerpen. Laat die maar over aan de mensen met overzicht. Liever schrijf ik over een groen plastic dopje dat op een pad ligt. Of over de mussen. Of over het landschap, in onze eigen weergaloos mooie gemeente. Niet alleen in de buitengebieden, ook in een supermarkt gebeurt altijd iets moois. Echt waar, ik ga het bewijzen. Maar nu nog niet.
Op deze dinsdagmorgen brengt het toeval mij onafwendbaar naar Het Leusveld. Het Leusveld stelt nooit teleur. Daar komt bij dat ik laatst een boerenzoon sprak, die er opgroeide. Hij vertelde over de bossen waar de mensen toen groot ontzag voor hadden. Vooral in het donker, dan ging je daar echt niet alleen uit wandelen. Ik wil naar het Leusveld om even goed ontzag voor het bos te voelen.
Zodra ik mijn fiets parkeer, gebeurt het al. Het is hoog en kraakt van ouderdom. Bomen doen gewoon wat ze moeten doen. Ze groeien, bloeien, worden oud, verliezen een tak en nog een, sterven en maken nergens een punt van. Ik loop, het ruist hoog boven me, ontzag groeit.
De ouderlijke boerderij van die man is afgebroken. Ik zoek een overblijfsel. Een verwilderde roos uit moeders tuin, een scherf van een tegelvloer. Niets te vinden, behalve misschien een paar oeroude meidoorns, het stemt wat droevig. Ontzag en droevigheid, daar moet wel een gedicht van komen. Terug naar de fiets over de Kaniestraat, een weg van zand. Er wordt daarlangs fantasierijk gemaaid. Dat ziet eruit alsof iemand haast had en hier en daar plukjes vergeten is. Dat is te waarderen.


tussen nu en toen een dun laagje tijd
tussen jou en het bos een dun laagje lucht
de zomer voorbij, de planten vermoeid,
willen gaan liggen gewoon op de grond
hier ben ik, neem mij maar weer op
want winter is niets voor mij

maar jij moet blijven en zoekt
een zachte zandweg over de aarde
mooi tegen bomen aan,
zet je voeten maar neer, ik draag je wel
hier mag je zijn, je hebt adem nodig
hier is het

 

Marije Verbeeck, Brummens/Eerbeeks Weekblad 18 september 2020