Troost van stok en staf
Men kent het aangezicht van goden niet
bij naam. Wel voelt men op de zandrug
tussen woeste gronden en rivier
nog gloed van ijzerovens, het graf van voorgeslacht,
de zegen van het hogere.
Daar smeedden zij hun bijlen, vereerden tijdens maartse volle maan
de vruchtbaarheid die in de geest van betoudovergrootmoeder
in eikentoppen rustte. Totdat de monnik kwam en met zijn staf
de es als tempelberg opnieuw beschreef. Hij wees het smalle pad,
schonk nieuwe wijn in oude rituelen,
verdreef haar naam met heilig vuur
waarna het volk de keizer en zijn nieuwe god aanbad
op oude fundamenten.
De vrouwen gingen nederig door lage deur,
de rechterhand hoog op de borst terwijl ze fluisterden
van blonde rovers, zout van zee, die zonder mededogen –
Ze huiverden en offerden hun bange hoop -want zondig-
samen met hun zuurverdiende centen.
Nu kijken edelen, evangelisten
in roomse rijkdom op ons neer.
De staf van heilige vervaagt
als botontkalking op de muur,
het koor verzingt de eeuwen.
Zachtmoedig trekt men nu van leer:
het omgesmolten zwaard
dient ieder die de vrede vraagt.
Laurens Hoevenaren, dorpsdichter van de gemeente Brummen
Gedicht voor de Kerk van Hall, voorgedragen op 10 december 2016 tijdens de Kerstmarkt in Hall.