Megamedley van monstrueuze moordverhalen, of: drie historiën uit de te verschijnen canon van de Brummens-Eerbeekse geschiedenis.

1.
Sinds stratenmakers in onze Meengatstraat op een geïsoleerde mammoetkop stuitten, is onder heemkundegekken kolossale heibel ontstaan over het volgende enigma: baatten neanderthalers in voorhistorisch Brummen een abattoir uit? Maakten deze karikaturale untermenschen bijvoorbeeld dankbaar gebruik van de barre meteorologische variabelen van het saalien? Daardoor konden ze, ver voor de tijd van frigidaire en mp3’tjes, hun half om halfgehakt van olifanten- en lynxenvlees vanuit de weitas onmiddellijk vacuüm vriesdrogen in de dichtstbijzijnde gletsjer. Zo kon men het gemakkelijk maanden later in de anachronistische koekenpan gooien, om het op het clichématige rabelaisiaanse vreetfestijn te serveren.

2.
Heeft uw immanente vwo’er of havoër de feiten in dezen inmiddels gegoogeld? Dan stiefelen wij verder door het boordevolle relaas van onze dorpse antecedenten tot aan de vroege middeleeuwen. Daarin kreeg de no-nonsense bekeermachine Sint-Liudger een appetijtelijk kaveltje land nabij Eerbeek ten geschenke van een devote graaf. In het reçuutje was de ecclesiastische bestemming vastgelegd, zodat binnen no-time een houten kapelletje kon verrijzen. Glas-in-loodramen, monstransen en ander luxueus liturgisch ameublement misten nog ten enenmale, maar door het begrote bedrag werd mettertijd wel de rooms-katholieke gezindte hier ter plaatse gesanctioneerd.

3.
Wij menen consciëntieus te handelen door nu de tussenliggende era’s rigoureus te omitteren, om onze kijker te richten op de laatste periode van ons triptiek: de tijd van allongepruik en klavecimbelmuziek. 1706 was het jaar van de fameuze Brummense burgeropstand. Het belastinginningsrecht werd toentertijd/toendertijd gecoördineerd door een college van ambtsjonkers. Deze kapitalisten avant la lettre zwaaiden de scepter met willekeur en ze hadden geen sjoege van beëdigde accountants. Toen de heren op een heiige avond hun assemblee in cafeetje ’t Kromhout hielden, verzamelde zich voor het etablissement een gemêleerde groep rabiate dorpers met kitscherige flambouwen en hooivorken. Onze fiscale helden hadden nu trammelant, maar gelukkig kon een verder demasqué worden afgewend. Een stagiaire smokkelde een hittepetitterig kattebelletje naar Arnhem, vanwaar per ommegaande een peloton klabakken werd geëxpedieerd. De ontzette edellieden werden ontzet, zodat de champagneflûtes konden worden geheven op deze justitiële triomf.

4.
Deze onbesuisde dorpsodyssee op zevenmijlslaarzen voortijdig te aborteren zou door de sentimentalisten onder ons als een daad van bruut vandalisme kunnen worden geëxpliqueerd. Toch moet omwille van de spoilervermijding de rest van de kostelijke anekdotes die gezamenlijk onze collectieve geschiedenis vormen, gezocht worden in de aanstaande folio-uitgave.