Een Brummens Arcadië
Op een buddleja met attractieve turquoise bloemen in Tonden deden atalanta’s, klein koolwitjes, aurelia’s, een zwartsprietdikkopje en een gamma-uiltje zich tegoed aan de rijkelijk vloeiende nectar. Een in overall geklede tuinman was druk doende een laag-bij-de-gronds Boeddhabeeld schoon te schrobben. We hadden een conversatie over de veronderstelde positieve effecten van zenboeddhisme, waarvan hij zich een fervent aanhanger toonde.
Nadat hij zijn schoonmaakattributen terzijde had gelegd, nodigde de man, die iets weg had van Laurens Hoevenaren, Brummens dorpsdichter, mij uit om een kijkje te nemen in zijn idyllische werkomgeving. De tuin bleek aanmerkelijk groter dan vermoed, het was een exquise landgoed. Bij tijd en wijle had je een weids uitzicht op de weilanden rondom.
De man schreed stoïcijns en met gracieuze tred voort over de paadjes, maar ontstak opeens in woede toen hij een paar frêle hondendrollen ontwaarde. ,,Dit is geen hondenuitlaatterrein!" brieste hij. Zo-even was hij nog de sereniteit in eigen persoon geweest.
Te midden van de ravissant bloeiende rododendrons, even verderop, kwam hij weer tot zichzelf. Vervolgens vlogen de floristische terminologieën me om de oren. Dat kan ook niet anders als je wordt geïnformeerd door een competent botanicus.
Niet alleen uiteenlopende plantennamen passeerden de revue, zoals ijzerhard, lelietje-van-dalen, salomonszegel en wolverlei, hij begon op een bepaald moment ook over meercellige eukaryote fotosynthetische organismen. Ik vroeg hem hoe je dat schreef en noteerde het onmiddellijk in mijn blocnote: leuk om te gebruiken bij het Brummens dictee.
De aimabele tuinman sloeg nu en dan aan het prediken over zijn metafysische opvattingen. Totdat hij onverhoeds werd afgeleid door een Midden-Amerikaanse boomeekhoorn, die als een deus ex machina vóór hem opdook. ,,Heden ten dage bivakkeren steeds meer exotische dieren in het oer-Nederlandse landschap”, zei hij. ,,Er lopen hier ook een sikahert en een muntjak rond. Ten langen leste had ik onze exoten gisteren alle drie tegelijk voor mijn verrekijker.”
Deze soortinformatie was voor mijn gids de plantendeskundige superinteressant. Maar voor zenadepten is biodiversiteit niet het meest essentiële. ,,Mens, dier, plant en steen zijn tenslotte allemaal één.”
Nadat hij deze tot contemplatie aanzettende constatering had gedaan, viel een diep doorvoelde stilte. Kort daarop scheidden zich onze wegen. In zichzelf gekeerd pakte de tuinman zijn schrobspullen weer op.
,,Mediteer ze, hè!” fluisterde ik hem welgemeend toe.